Een raar verhaal achter een kruis                                                                                                                            1


Men zegt dat de geschiedenis , eens in de zovele tijd , zich “herhaalt” . Ook in de Limburgse Kempen.
Na 250 jaar te zijn weggeweest ,..leken ze weer héél even terug te komen :de Bokkerijders versie “2.0” !
In de Lentedagen van 1944 kwamen regio Beverlo -Beringen-Hechtel -Koersel meldingen binnen van
ongeruste burgers (en boeren) , over gewapende soldaten met SS signatuur , die plunderden , en het vooral hadden voorzien op …voedsel .
Het zou gaan om 5 “rovers” die bivakkeerden in het uitgestrekte heidegebied .
Ze droegen maskers van zwart stof (tankkledij) ,bij gebrek aan wat anders , maar deden verder geen moeite om hun Waffen SS runen te verbergen .
Andere compagnies ,waartoe de jongeren behoorden , lagen inderdaad ook in de regio verspreid rond het Truppennûbungzplatz Beverloo.
Maar…dit unieke groepje meldde zich niét voor het dagelijkse appèl en deden nergens aan mee.
Wetende dat op dàt ogenblik Jochen (ook Joachim geschreven) Peiper ….inderdaad DE Jochen Peiper ( enkele maanden later , gerelateerd aan het massacre van Malmedy waarbij 86 Amerikaanse soldaten en 164 burgers uit Stavelot het leven lieten , tijdens het allerlaatste

Wacht am RheinArdennenoffensief van het III° Rijk) , een eenheid samenstelde in Limburg , om een te verwachten geallieerd offensief in te dijken .
In maart 1944 kwam de Leibstandarte Adolf Hitler van Joachim Peiper naar Limburg ,om uit te rusten van de vermoeiende campagnes in het oosten De rangen moesten voorzien worden met nieuwe recruten en materiaal .Limburg was erg geschikt : dicht bij Duitsland /ver van de geallieeerde
vliegtuigen/regio Berverloo had genoeg terrein om te oefenen ;want dit was zowaar nodig : de niewelingen waren amper getraind.
Abteiling des SS Pz.Rgts1 “LSSAH”.
Sommigen relativeren de daden van dit groepje als “kwajongensstreken”; anderen zien het als een ernstig militair vergrijp: gezien de SS normen ,die orde /gehoorzaamheid /discipline hoog in het vaandel schrijven .
Toch is dit verhaal ronduit komisch (daarna tragisch) : het lijkt bijna onmogelijk om je je enige tijd te onttrekken aan het toen geldende militaire stramien ; en toén golden nog steeds de “normale regels”… van de SS maatstaven .
Hoogst uitzonderlijk dus , dat een groepje “vrijbuiters” zich dagen en weken kon onttrekken , zonder dat het “iemand” opviel .Behalve dan de gedupeerden .
En toch valt hun afwezigheid blijkbaar niet op in de grootsheid en uithoek van de heidevlakte ; er kamperen leden van de Leibstandarte SS op eigen houtje.

Deze wisten onderling allemaal wel dat de oorlog niet meer te winnen was en de kwaliteit van de Erzats was matig ; de inzet en ijver buitenmaats laag.
Alsnog werd bij verrassing (toeval ?) het groepje na 3 weken gearresteerd door de Feldgendarmerie .
Na een kort , en ongrondig onderzoek vond op 28 Mei 1944 op de Houthalense(Helchteren) vlakte een Feldgericht plaats.(18.00 H)
Officieren Markus Jochem , Dr. Gerhard Franz ,Kommandeur Joachim Peiper , Kommandeur I./SS
Pz.Rgt .1 Kuhlmann en meerdere SS Führers waren daarbij aanwezig;Als verdediger trad Nachrichtenoffizier SS Ustuf Helmut Pönisch op .
De aangeklaagden bekenden schuld ,maar vroegen een kans om zich elders aan het front te bewijzen , om zo hun schulden af te kopen .
Maar het oordeel was hard en meedogenloos , en de veroordeelden werden bij executie terechtgesteld door een 15 delig peleton.
De jonge mannen begrepen niet eens wat hun overkwam….Naar eigen zeggen waren ze gedurende de hele tijd “gewoon” op hun onderduikadres , zo u wil , aanwezig geweest en werden ze niet eens gemist door hun Gruppen- of Zugführer !
Genietend van het mooie weer en compleet zorgeloos werden ze bij toeval ontdekt !
Hoe dan ook : het is duidelijk dat dit voorval “als voorbeeld” moest dienen , en er binnen het regiment , benadrukt werd , dat dit soort dingen niet werd getolereerd .
Na de excecutie liet Joachim Peiper de andere en nieuwe recruten langs de lijken marcheren .
Dit gebeuren werd niet eens gezien als straf , maar een signaal aan de nieuwelingen .Men wilde duidelijk maken dat men het niet hoog ophad voor die nieuwelingen , en dat ze lang niet het respect konden opbrengen van die geharde veteranen .
Er waren er ook die een ander en beter initiatief toonden om hogerop te geraken ; waarbij , in teneur , de Treurgracht in Leopoldsburg een, opnieuw , dieptepunt betekende in menselijkheid.
Gehoorzaamheid en discipline waren EN bleven , ook in dit 5° oorlogsjaar een belangrijk gebod .
Dezelfde avond werd het bevel uitgevoerd .
Triebke (18 jaar) , Detlaff , Wuth en Riedinger werden terechtgesteld en alle 4 werden ze , nu , begraven op het Oorlogskerkhof in Lommel.
Opvallend : de 5° beschuldigde , hoewel ook ge-excecuteerd : Arthur Muller werd NIET in Lommel op 28/5/1944 begraven .

SS Schtz. Hugo Triebke ; blok 25 .Graf 38.


Een intigrerende zaak .

 

 

                                                                             En nu gaan ze boeten ….repressie tegen de “zwarten” Interneringskamp < Beverwald>                                                                    2

 

Omringd door hoge prikkeldraad en wachttorens ; op regelmatige afstand geplaatste bewakingstorens , bemand door wachters met machine geweren 

Logisch ; we halen het voor de geest .Bergen Belsen , Auchwitz , Dora ,…

Kleine vergissing : we treden niet eens over de landsgrens heen : dit is de omschrijving van een voormalig interneringskamp “Beverlo” ; opererend vanaf 20 juni 1945 ( met een gevangenverloop tot 4500 gedetineerden ! ) tot 31 december 1949.

In de volksmond smalend “het kamp van de SS mannen” genoemd .

Niet ten onrechte ; er was daar een divers pluimage aanwezig .

Rechtstreeks of onrechtstreeks betrokkenen bij het Duitse leger , Waffen SS , SS Wallonie , SS Vlaanderen , Légion Wallonie , Vlaams Legioen , Kriegsmarine , Rex , Vlaamse Wacht , Fabriekswacht ,Organisation Todt , Zwarte Brigade VNV , ect.

Locatie : ten Z.O. van het voormalige Infanterie kamp , waar de gevangenen voortdurend in groep leefden .

Dit is NIET het interneringskamp van de politieke gevangen uit K-blokken van de cavalerie !

Omwille strafmaat onderling , werden er intern secties voorzien , die…evenzo onafhankelijk van elkaar waren omheind : behalve de bewapende toegangspoorten onderling .

De gevangenen waren niet gemachtigd om te pendelen tussen de secties ; derhalve enkele uitzonderingen met speciale machtiging .

Sectie E : gedetineerden met zware of levenslange veroordeling

Sectie F : de werkonbekwamen

Sectie G : zij die “buiten de muren” konden gaan werken

Sectie H : kampgedeelte voor jongeren , maar in 1946 opgeheven .Administratie en infirmerie nam er intrek.

 

Leefomstandigheden

-de moeilijke opstart , vlak nà einde WO II : overdag moesten de gedetineerden zware handarbeid verrichten : opruimen van het kamp , door bombardementen geruïneerd.Ze moesten dus zorgen voor hun eigen verblijfplaats .Dat opruimen diende te gebeuren in een “versneld tempo” .

Daar dient men zich wel wat bij voor te stellen : naar analogie met het afgeleide “Buchenwald”.

Tijdens de werkzaamheden kregen gevangenen te maken met verbaal & fysiek geweld door de bewakers ; talrijke incidenten met dodelijke afloop zijn gekend .

De rantsoenen waren beperkt en pover van kwaliteit ; iets wat ook voor de buitenwereld het geval was : voedselbonnen en rantsoenering was bij de burgerbevolking evenzeer dagelijkse realiteit .

-Pas vanaf 1949..ontstonden betere werkomstandigheden in het kamp ; met eigen ateliers ( drukkerij & schrijnwerkerij)

 

De bewaking werd vanaf einde 1945 afgesplitst : de “buitenbewaking” bleef in handen van de militaire overheid , en werd verzekerd door het 47 ° Bataljon Fuseliers .

De interne bewaking werd overlaten aan burgers , die “ongewapend” waren .Deze laatsten waren geen gevormde beroepsmensen ,maar gerecruteerd uit de rangen van het Verzet of / en Weerstand .

Door gebrek aan personeel en de na-oorlogse tijdsgeest werden er niet al te hoge eisen gesteld , en dat laatste had gevolgen voor de ge-interneerden .

Op 1mei 1948 nam een Rijkswacht eenheid de militaire taken over .

Om ontsnappingen te minimaliseren , moesten gevangenen een kenteken op hun rug van hun kledij aanbrengen : een opvallend gekleurde driehoek ; ook terug te vinden op hun rechter broekspijp.

Daarnaast : uiteraard een nummer .

Er was Groep “G” met dienst buiten de muren . Hadden zij het beter dan IN het kamp ?

Een deel werd toegewezen aan huishoudelijk werk in kantine of keuken van militaire bewakers .Gelieve graag zelf in te vullen .

Anderen kwamen terecht bij spoorwegonderheid en weer anderen kwamen terecht in de Limburgse ondergrond : de Kempense Steenkoolmijnen , als onderdeel van de “Kolenslag” van premier Achilles van Acker .

In 1946 werden 64.021 Duitse gevangenen tewerkgesteld in de Belgische mijnen .

Waardoor duidelijk werd , dat die “kolenslag” , ZONDER de Duitse gevangen NOOIT had gewonnen kunnen worden .De steenkoolproductie steeg tot 86 % !

En zonder die specifieke tewerkstelling had de Belgische wederopbouw ook NOOIT zo snel verlopen …

Pas in het jaar van de sluiting van het kamp , werd de behandeling van gevangenen “iets correcter” ; rantsoenen bleven pover , maar de door familie gestuurde voedselpakketten werden vanaf nu wel toegestaan .

Evenzeer was er het ontstaan van een culturele toets ; mits goedkeuring van de directie .

Eind 1949 sloot “Beverwald” in Beverlo zijn deuren .

                                                                                                                                                    Duister schimmig erfgoed : Fenella                                                                                                3


Hoe eertijdse historici verhalen voor zichzelf bedachten en uitblonken in oudbollig
vaderlandslievend patriottisme.
Volgens de overlevering , ligt een verzonnen opera over een weesmeisje (Fenella) uit Portici-Napels
(1647) aan de basis van een regelrechte staatsgreep in het Brusselse op 25 augustus 1830.
Vandaag weten we dat dit slechts een trigger was , een tijdbom , een vuurlont ; voor een conflict
tegen het Hollandse bewind , dat al langere tijd op apegapen lag.
Na de val van Napoleon (1815) , het was al één jaar eerder beloofd (!!!) , werden de voormalige
Oostenrijkse Nederlanden , het oude prinsbisdom Luik én groot – Luxemburg samengevoegd met de
provincies van de voormalige Republiek tot :&lt;Het Vereningd Koninkrijk der Nederlanden&gt;.
Denkpiste erachter : een bufferstaat tegen een toekomstige machtsontplooiing van ofwel Frankrijk
of Duitsland .
Iedereen ( de grootmachten) tevreden ; oorspronkelijk bloeide de economie in de regio , dank zij
het stimulerend beleid van Koning Willem I . Kanalen werden gegraven ; verbeterde aanleg wegen ;
industiële ontwikkeling langs de Maas ( hoogovens) ; de handel en onderwijs.
Rond 1820 dreigde recessie : goedkopere Britse producten en wegvallen Franse markt .
Als antwoord op deze recessie : hogere accijnzen op alle primaire levensbehoeften ; wat leidde tot
grote ontevredenheid in de laagste klassen.Maar het eigenzinnig optreden van de vorst leidde tot
NOG meer kwaad bloed .
Voeg daarbij nog de Protestantse geloofsvorm van de vorst ; het feit dat Vlaanderen als een kolonie
werd bestuurd , en de Franse elite die niet blij was met een Nederlandstalige regering , én de impact
van de juli-revolutie in Parijs (waarbij veel bannelingen een goed heenkomen vonden in Brussel) :
een uitstekende mix : er was niet veel nodig om de vlam in de pan te slaan .
Die kwam er ; eerder van verwacht . Naar aanleiding van de verjaardag van de Koning , werd een
dubieuse opera gepland , waarvan geweten was , dat die mogelijk tot rellen zou leiden .
Inhoudelijk ? Een eenvoudig vissersmeisje uit Portici wordt gedumpt door een Spaanse edelman en
ingeruild voor een steenrijke Spaanse prinses ; waardoor haar broer het “opneemt” tegen de
Spaanse overheersing uit de tijd van ….Lodewijk XIV ; de Zonnekoning ,..uit de pruiken tijd , weet u
wel .
Het lijkt erop dat tientallen jongeren , uit de gegoede burgerij , hebben gewacht op de komst van de
aria “ amour sacré de la patrie” ( heilige liefde voor het vaderland) ,om de boel op stelten te zetten .
Na een stormachtig applaus en uitroepen van “vive la liberté “ en “ vive la France” was het hek van
de dam , en liepen de bezoekers , al dan niet spontaan , de straat op , ..Om amok te zoeken ,tégen
het bewind van de Koning Willem I.
Als gevolg van vele ongeregeldheden , vernieling , schietpartijen werd de onafhankelijkheid
uitgeroepen in november 1830.(op zich al een boekdeel waard)
Of dat gedumpte vissersmeisje gerelateerd kan worden aan die Belgisch/Nederlandse episode ,is
nog maar de vraag.

De leiders van de milities ontvingen steeds meer “vrijwilligers” in hun gelederen : uiteindelijk ook
maar gelukszoekers en avonturiers ; maar inhoudsvol waren het slechts nullen klasse 1 .
Ondanks de ondermaatsheid en veel geluk kon een Voorlopig Bewind op 4 oktober 1830 de
onafhankelijkheid uitroepen , die het land bestuurde tot februari 1831.
Gendebien , Jolie , Rogier , de Potter , Van de Weyer , baron de Coppin , graaf de Mérode
,Vanderlinden en baron Vanderlinden d’Hoogvorst konden de andere mogendheden overtuigen van
hun intenties ; en die de feitelijke scheiding erkenden . Geen weg meer terug .( derhalve het protest
van Koning Willen I , tot 1839 !!)
Dat Congres werd , uniek , verkozen via rechtstreekse verkiezingen !
Maar dan wel door ….cijnsgerechtigden (die het konden betalen) :45.000 ... uiteraard ..mannen;
waarvan er slechts 30.000 op appél verschenen ,wanneer gevraagd .
Op 7 februari 1831 werd , in afwachting van een échte koning , een regent benoemt , die àlle
grondwettelijkheden van een koning meekreeg : Erasme Louis Surlet de Chokier , gewezen
calloborateur uit de Franse bezetting -Zuidelijke Nederlanden in 1795) die het ambt 5 maanden
waarnam .
Deze laatste kreeg deze titel mét voorsprong op Felix de Merode , wiens reputatie hem voorging .
En dan de allereerste koningskwestie : een resem kandidaten .
De zoon van de Franse vorst dan maar ? Louis d’Orleans ?
Protest van zowat elke mogendheid .
Leopold van Saxen Coburg ? Geen interesse.
Huwelijk met een …Britse prinses ,…./later Frans bedongen prinses ….
Belgie an sich , was, heel duidelijk in de sterren geschreven , niet bestemd om als entiteit lang te
bestaan .Hooguit …20 jaar ; om daarna weer opgeslokt te worden . Noem het maar wie …..
Hoe dan ook : 1831 : dààr was het koninkrijk , zijn grenzen , het paleis , de instituten , maar…geen
leger om die grenzen te doen respecteren .

                                                                                              DE SMELTKROES : De Belgische krijgsmacht als natievormende factor, 1830-1885                                         4

Het is misschien interessant zijn om na te gaan hoe het leger in de 19de eeuw meegewerkt heeft
aan de natievorming.
Daarbij denken wij in de eerste plaats aan de opdracht van het leger, de grenzen te beschermen en
ook in nood, de binnenlandse orde en veiligheid te handhaven. De geschiedenis van het land en het
met fierheid daarop terugblikken lijkt ons een ander belangrijk aspect.
De nationale hymne, de vaderlandse kleuren, het typische uniform, de eed van trouw, de
standbeelden opgericht voor de helden, het verheerlijken van land en koning, zijn klassieke
elementen van natievorming ineen leger.
Het streven naar één taal en godsdienst en zelfs de expansiepolitiek moeten in de ogen van velen
bijdragen tot de stabiliteit van een staat. De vermenging van mensen uit verschillende landsdelen,
het regelmatig verplaatsen van eenheden en individuen, de contacten die hierdoor ontstaan met de
lokale bevolking met de hieruit voortkomende huwelijken, leiden tot een zekere versmelting der
bevolking.

Voor deze studie kozen wij als begindatum 1830, het uiteenvallen van het Verenigd Koninkrijk der
Nederlanden.
Steeds meer mensen verklaarden zich voorstander van de persoonlijke dienstplicht. De emancipatie
van de niet-bevoorrechte klassen nam snel uitbreiding. Op het einde van de negentiende eeuw
richtte zich de bewuste natievorming op die groepen.

In augustus 1830 braken te Brussel ongeregeldheden uit. De in het Zuiden gerekruteerde eenheden
van het Nederlandse leger waren sinds geruime tijd gedemoraliseerd en toen hun streekgenoten in
opstand kwamen, liepen zij naar de rebellen over of, en dit waren de talrijksten, trokken naar huis en
verkochten hun uitrusting. De officieren van deze troepen echter bleven trouw aan hun vaandel en
begaven zich naar Antwerpen of naar het Noorden.
De burgerij richtte een &quot;Garde Civique&quot; op om haar bezittingen veilig te stellen. Op de meeste
plaatsen verdween de officiële door de centrale overheid gesteunde burgerwacht, de Schutterij, als
vanzelf.
De aanwezigheid te Brussel van vele Franse handelaars, kunstenaars en politieke vluchtelingen en de
sympathie voor Frankrijk waren er de oorzaken van dat de Franse vlag werd gehesen aan vele
woningen en ook aan publieke gebouwen.
Deze vlag was daarenboven, zoals de Marseillaise tot op onze dagen, het symbool van de vrijheid en
de revolutie.

Om de verwarring met Frankrijk te voorkomen lieten L. Jottrand en E. Ducpétiaux twee vaandels
vervaardigen. De Brabantse kleuren die ook de Verenigde Belgische Staten in 1789 hadden
geïnspireerd verschenen opnieuw als nationaal symbool .
Een van de driekleuren werd aan de eerste compagnie van de burgerwacht uitgereikt op 26 augustus
1830. De banen liepen zoals die van de Nederlandse vlag en van boven naar onder waren de kleuren
amarant, okergeel en zwart .
De Franse tricolore werd van de openbare gebouwen verwijderd.
De opstandelingen kregen al spoedig versterking van allerlei avonturiers, meestal Fransen en Belgen
die hun sporen hadden verdiend in het keizerlijke leger. Zij vormden samen met vele Belgische
onderofficieren, die kans zagen om snel carrière te maken, het kader van de inderhaast opgerichte
vrijkorpsen.
Dit allegaartje slaagde erin om het Nederlandse leger onder bevel van prins Frederik, dat Brussel
einde september binnenrukte, te verdrijven. Nog bleven de uit het Zuiden stammende officieren van
het Nederlandse leger trouw aan hun vaandel. Maar de desertie bij de onderofficieren en
manschappen nam gevoelig toe en werd in het Franstalige landsgedeelte bijna algemeen.
In het leger van het Koninkrijk der Nederlanden werden de bevelen alleen in het Nederlands
gegeven. Dit werd door de Franstalige pers fel gehekeld. Thans riep het Voorlopig Bewind het Frans
uit tot enige bevelvoeringstaal in het nieuwe Belgische leger .
Maar al spoedig stelde de overheid vast dat dit besluit de opleiding van de Nederlandstalige miliciens
bemoeilijkte .
In vele steden werd een wapenstilstand gesloten tussen de militaire bevelhebbers en de
opstandelingen, waarbij de Nederlandse troepen zich terugtrokken naar het Noorden of in hun
citadellen of kazernes bleven. De weinig gedisciplineerde opstandelingen leefden de overeenkomst
te Antwerpen niet na.
Hoe dan de kaders voor het nieuwe Belgische leger aangevuld ? Met gewezen onderofficieren (40%)
en burgers zonder andere militaire ervaring dan de Brusselse straatgevechten (40%). De vrijwilligers,
en ook een aantal politici, waren ervan overtuigd dat de gewapende burgers om het even welke
vijand aankonden….(???)
Andere militairen en politici zagen echter in dat een veldleger echt niet kon opereren zonder vast
kader en geoefende manschappen. J.-B. Nothomb stelde op 9 april 1831 aan het Nationaal Congres
voor vreemde officieren in dienst te nemen. Daarop ontstond een discussie waarbij velen zich
beriepen op artikel 6 van de grondwet dat burgerlijke en militaire bedieningen voorbehoudt aan
Belgen.
Maar uiteindelijk besliste een twee derde meerderheid dat een veertigtal vreemde officieren
mochten worden aangeworven .
Maar de besluiteloze regent, E. Surlet de Chokier, durfde deze weinig populaire maatregel niet ten
uitvoer brengen. Het leger bleef zwak en weinig gedisciplineerd .
Ondertussen….. bouwde het Noorden aan een nieuwe krijgsmacht.
Op 21 juli 1831 besteeg Leopold van Saksen Coburg Saalfeld de Belgische troon. Enkele dagen later,
op 2 augustus, viel het Nederlandse leger de jonge staat aan. Het versloeg de verschillende

onderdelen van de Belgische krijgsmacht, Maas- en Scheideleger afzonderlijk. België kon slechts door
een Franse interventie, goedgekeurd door Groot-Brittannië, gered worden.
Als militair stelde de vorst de numerieke en organisatorische zwakte van zijn leger vast .
Slag (schermutselingen) leveren in open veld rond Hasselt en Leuven was heel iets anders dan de
vjjand in een stad bestoken.
De koning besloot de vreemde, onbekwame of ongedisciplineerde avonturiers uit het officierenkorps
te verwijderen en deze te vervangen door vooral Franse stafofficieren, artilleristen, cavalerie- en
genieofficieren. Frankrijk beschikte immers na de Napoleontische veldtochten nog over een
overvloed aan geoefende militairen waarmee het niet goed wist wat aanvangen.
De mislukte Poolse opstand van 29 november - 12 mei 1831 leverde België ook nog enkele Poolse
officieren op. En dit tegen een minimale vergoeding.
Zo verbleven er eens te meer naar Ancien Régime-traditie een aantal vreemdelingen in het Belgische
officierenkorps. Maar ook in het Nederlandse leger tussen 1815 en 1830 en na 1830, was dit het
geval geweest. In 1833 telde het Belgische leger 2407 officieren onder wie 148 vreemdelingen
waren. Van de vreemdelingen waren 114 Fransen .
Maximaal waren er 35 Polen en in 1839 bleven er nog slechts 37 buitenlandse officieren over : 23
Fransen, 13 Polen en ï Sakser. Wel bekleedden de Fransen heel dikwijls sleutelposities; zo waren in
1833, drie op de tien devisiegeneraals zuiderburen.
Ook poogde onze eerste vorst, in strijd met de grondwet, een vreemdelingenlegioen op te richten.
Tussen 1832 en 1839 verbleven zo enkele honderden vreemdelingen als soldaten in ons land.
Menen, Philippeville en vooral Oudenaarde hadden de bedenkelijke eer die lastige klanten binnen
hun muren te herbergen.
De reacties van de Belgen tegen die buitenlanders waren soms zeer hevig. Het feit dat de Fransen
aanvankelijk het eigen uniform en de eigen kokarde droegen, herinnerde onze voorouders
voortdurend aan de Franse voogdij. De Belgische kokarde was trouwens slechts moeizaam vanaf
1830 doorgedrongen in het leger. Daarbij moesten provinciale en gemeentelijke kleuren worden
verdrongen.

Het enige typische Belgische uniform uit onze geschiedenis was de blauwe kiel van de
opstandelingen uit 1830 . Nog een tijd lang bleef dit plunje in voege bij de jagerseenheden die als
kern hadden de revolutionairs van 1830. Maar al spoedig koos het Belgische leger een uniform door
het Franse geïnspireerd. De publieke opinie, vooral in Vlaanderen, spotte graag met de dure galons
naar Frans voorbeeld.

                                                                                                                                                    Waar zit de vijand?                                                                                                      5

Daar is België….

15 jaar: zo lang duurt de lieve vrede tussen België en Nederland. Ze vormen samen één land onder koning Willem I … tot de Belgische provincies in september 1830 voor de onafhankelijkheid kiezen.

Het Nederlandse leger onder leiding van prins Frederik, de tweede zoon van de koning, wordt in de tweede helft van september uit het kersverse België verdreven. Begin oktober roept België de onafhankelijkheid uit.

Koning Willem zoekt eerst steun bij de Europese mogendheden.

Die hadden in 1814 en 1815 Europa heringedeeld. Het Verdrag van Wenen legde de grondslag voor het bestaan van het Nederlandse koninkrijk. Maar de koning vangt bot. Het Rusland van tsaar Nicolaas I is het enige land dat met militaire actie een einde aan de Belgische opstand wil maken.

De Franse regering ziet in de nieuwe situatie niets dan voordelen: de middelgrote staat aan haar noordgrens wordt opgesplitst in twee kleine staten. Bovendien maakt België geen geheim van zijn sympathie voor Frankrijk. Ook Engeland heeft weinig bezwaar tegen het uiteenvallen van Willems koninkrijk, dat zich als zeevarend land steeds nadrukkelijker als een concurrent opstelt. Pruisen en Oostenrijk hebben weinig sympathie voor de revolutionaire ideeën in Brussel, maar kijken op tegen de kosten en de risico’s die aan een tussenkomst verbonden zijn.

De scheiding van België en Nederland wordt in de maanden na september 1830 dan ook internationaal aanvaard.

Lang leve koning Leopold!

Op 4 juni 1831 kiest België zijn koning: de Duitse prins Leopold van Saksen-Coburg. Hij wordt op 21 juli ingehuldigd in zijn nieuwe hoofdstad. Koning Willem I erkent ondertussen de Belgische onafhankelijkheid niet. Hij weet zijn leger” succesvol” (…) te reorganiseren onder leiding van de energieke generaal Van Geen.

De uitbouw van het Belgische leger verloopt moeizamer. De enthousiastelingen die een jaar eerder de Nederlandse soldaten op de vlucht joegen, wanen zich onoverwinnelijk. Velen van hen nemen dienst in het leger. Maar als het om aantallen, ervaring en kwaliteit van de uitrusting gaat, staat het Belgische leger ver achter op de Nederlandse vijand.

De Belgische strijdkrachten zijn opgedeeld in vier legers. Het Scheldeleger is in de omgeving van Antwerpen ondergebracht. Het Maasleger bewaakt de Maas van Venlo tot Luik. Daarnaast zijn er twee minder belangrijke legers voor Vlaanderen en Luxemburg.

Schermutseling bij Houthalen in de Tiendaagse Veldtocht

 

Wanneer? Zondag 7 augustus 1831

 

Waarom? Koning Willem I der Nederlanden wil tijdens de Tiendaagse Veldtocht de Belgische opstand met wapengeweld onderdrukken. Hoewel hij slaagt in zijn opzet, verkrijgt België zijn soevereiniteit door de dreiging van Franse militaire steun.

Winnaar? Nederland

Wat nu? Limburg wordt zwaar getroffen door de Tiendaagse Veldtocht van 1831. Wanneer acht jaar later in 1839 de grenzen definitief getekend worden, moet de provincie een deel van haar grondgebied afstaan. Wij (Belgie) verliezen het mooie Venlo, Roermond en Sittard.

Er zijn weinig herdenkingen van de Tiendaagse Veldtocht. Het gedenkkruis op de gemeentelijke begraafplaats in Houthalen herinnert aan de bloederige onafhankelijkheidsstrijd van België in de 19de eeuw en de naamloze helden die er sneuvelden.

Evenzo is er in Kermt (Hasselt) een treffen .

Het Nederlandse leger drong tussen het Maasleger en het Scheldeleger door tot in Leuven. Ondertussen vangt de Nederlandse regering berichten op over een wijdverspreide Nederlandse sympathie in het Zuiden. Veel mensen zouden daar weer verlangen naar de vrede en welvaart die zij onder de Nederlandse regering kenden.

Optimistische berichten van gezanten in de buurlanden bevestigen dat een militair ingrijpen door een groot deel van de bevolking in België met gejuich begroet zou worden. De Nederlandse overheid beschikt ook nog over twee stadsgarnizoenen in België. In de citadel van Antwerpen en in de stad Maastricht zijn nog altijd sterke Nederlandse legerafdelingen aanwezig. Het grootste deel van wat nu Nederlands Limburg is, behoort namelijk tot 1839 tot België.

Nederland slaat terug

Nederland maakt concrete plannen om België te heroveren. Via twee routes wil het leger het Zuiden binnendringen met zo weinig mogelijk gevechten. De aanhangers van de Nederlandse koning die nog in het Zuiden wonen, zullen opgeroepen worden om naar de wapens te grijpen. Schijnaanvallen op Antwerpen en Maastricht moeten het Schelde- en het Maasleger ter plaatse houden, zodat de Nederlanders in het tussenliggende gebied kunnen doorstoten en zich van de Brabantse steden meester maken. Daarna zal het Maasleger uitgeschakeld worden en vervolgens het Scheldeleger.

Gezien de slechte staat van de wegen in het grensgebied, moet de aanval gebeuren over de weinige steenwegen die het gebied van noord naar zuid doorkruisen. De eerste bruikbare route volgt de steenweg Breda – Antwerpen – Mechelen – Brussel. Een tweede as zal het traject van de steenweg van ’s-Hertogenbosch over Eindhoven naar Hasselt en Luik volgen. In juni vinden grote manoeuvres plaats om de Nederlandse troepen te oefenen.

België in …

Op 1 augustus 1831 neemt de Nederlandse kroonprins Willem het bevel over het leger in handen. Verdeeld over vier divisies, marcheren zijn soldaten op 2 en 3 augustus België binnen. Eén daarvan is de divisie van generaal Heyligers, die de oostelijke route door de Limburgse Kempen via Hasselt naar Maastricht of Luik volgt. De Belgische legerleiding is compleet verrast. Het duurt meerdere dagen voor zij een beeld van de situatie krijgt.

Pas op 5 augustus weet zij dat bij Hechtel een Nederlandse divisie haar tenten opgeslagen heeft en daar een vooruitgeschoven eenheid van het Maasleger uit het dorp verdreven heeft.

Generaal Heyligers meldt op 6 augustus aan de Nederlandse legerstaf dat hij een dag eerder Hechtel heeft weten te veroveren: “Ik heb de eer den Opperbevelhebber te doen kennen dat het dorp Hechtel gisteren door zijne troepen is bezet geworden, na eenen geduchten doch vruchteloozen tegenstand van den vijand.

Voorbeeldig was het gedrag der troepen. Op den straatweg marcheerderden dezelve met den stormmarsch en op de zijden hoorde men herhaalde houras onder de tirailleurs, zoodat den vijand gedurende eene halve uur door het doorsneden terrein tot uit het dorp werd gedreven zonder bijna eenig oponthoud. Alleen een allerzwaarste stortregen en de invallende nacht maakte een einde aan dit gevecht en bevorderde den terugtocht des vijands.”

Voor de Nederlandse bevelhebbers is de situatie te velde ondertussen even onduidelijk als voor de Belgen. Na enkele dagen weten de bevelhebbers van de verschillende eenheden niet meer waar hun collega’s zich bevinden … en nog minder waar de vijand zich ophoudt.

Beide zijden voeren de commando’s van het opperbevel zo goed mogelijk uit. Verkenningseenheden moeten uitzoeken waar de andere eenheden van het eigen leger zich bevinden en waar de vijand zit. De gevechten zijn dan ook vooral schermutselingen tussen deze verkenningseenheden of met eenheden die de achterhoede vormen.

Verwarring alom

Eerst gaat het Belgische opperbevel ervan uit dat de verovering van Venlo het doel van de aanwezigheid van een Nederlandse divisie op de Limburgse heide is. De Belgische generaal Daine, die het Maasleger leidt, krijgt op 6 augustus opdracht te voorkomen dat generaal Heyligers verder naar het oosten doorstoot. Later die dag krijgt de legerleiding in Brussel meer zicht op de situatie. Ze begrijpt dat de provincie Brabant het eerste doel van de Nederlanders is.

Generaal Daine krijgt bevel rechtsomkeer te maken en met het Maasleger naar Diest op te marcheren. Hij moet verhinderen dat Heyligers zich in Brabant bij de andere Nederlandse divisies aansluit. Een deel van zijn leger vertraagt de opmars van het Nederlandse leger, terwijl het gros van het leger naar Diest marcheert. Dat de Nederlanders zich ook van Helchteren en Houthalen meester maken en op die manier steeds dichter bij Hasselt komen, neemt hij voor lief.

De dag nadien stuurt generaal Daine zijn troepen in de richting van Diest. Zonder dat hij dat weet, trekt die dag ook de Nederlandse 1ste Divisie van Geel naar Diest. Die lost daar de 2de Divisie af, die naar Sint-Truiden optrekt. De derde Nederlandse divisie is ondertussen ook in Limburg op zoek naar het Belgische Maasleger.

Het stelt zich op 7 augustus op in Herk-de-Stad, Schulen en Berbroek (beide nu in Herk-de-Stad) om daar de verbinding tussen Hasselt en Diest te controleren. Cavalerie-eenheden van de 3de Divisie worden via Stevoort en Kermt (beide in Hasselt) naar Alken en Hasselt gestuurd met de bedoeling uit te zoeken waar het leger van generaal Daine zich bevindt.

In Kermt stoten de Nederlandse verkenners op de voorhoede van het Maasleger en wordt er slag geleverd. Deze keer zijn de Belgen in de meerderheid en weten zij de Nederlandse ruiters enkele kilometers achteruit te drijven.

Erger is dat de vijand het Maasleger in Hasselt gelokaliseerd heeft.

De volgende dag zetten drie Nederlandse divisies de aanval in.

Het Maasleger wordt uiteengeslagen. De overgebleven soldaten trekken zich terug naar Tongeren en vervolgens naar Luik.

België uit …

Twee dagen later, op 10 augustus, trekken Franse troepen over de grens met België. Het Nederlandse leger marcheert op hetzelfde moment naar Leuven. Pas op 12 augustus krijgt de Nederlandse prins Willem dat nieuws te horen.

Een koerier van het Engelse gezantschap in Brussel brengt hem op de hoogte. Die meldt hem ook dat de Engelse regering zich voor de Belgische onafhankelijkheid garant stelt en bereid is om militair in te grijpen. Prins Willem wikt zijn kansen en besluit om zich Leuven niet meer te laten ontglippen. Hij maakt zich meester van de stad en houdt er een overwinningsparade. In de daaropvolgende dagen marcheert hij België weer uit en nu doet hij er twéé weken over), op veilige afstand gevolgd door de Franse legers.

                                                                                                                                                                              MINERVA                                                                                                                                                               6
Op de MKOK gidsentoer verschijnt de introductie van Minerva , die in Mortsel , in licentie , lichte
aangepaste terreinwagens van Landrover mocht construeren in opdracht van het Belgisch Leger NA
WO II .
Omdat ik niet in het vaarwater van onze MKOK gidsen wil komen , verlaat ik hun piste , maar vestig
mijn aandacht op een ander , hunner , domein …
De geschiedenis van de Minerva pantserwagen is buiten België nauwelijks bekend. Dat is jammer,
want in veel opzichten mogen wij Belgen gelden als de uitvinders van de pantserwagen en ook de
grondleggers van het gebruik ervan.!
Ze ontwikkelden daarmee een vorm van mobiliteit te velde die pas in de Tweede Wereldoorlog
volledig tot ontplooiing kwam.
Zodra de Duitsers in augustus 1914 België binnentrokken, werden hun vooruitgeschoven eenheden
cavalerie door de Belgische eenheden bestreden. De Duitsers waren daarbij sterk in de meerderheid
en de Belgen namen al gauw hun toevlucht tot de mobiliteit van de auto om hun numerieke zwakte
te compenseren.
Tegen het einde van de maand waren twee Minerva personenauto&#39;s in de fabriek van Cockerill te
Hoboken uitgerust met een geïmproviseerde bepantsering en in gebruik genomen. Dit waren
simpelweg civiele auto&#39;s met platen van 4 mm pantserstaal rond de motor en de cabine en een
Hotchkiss mitrailleuraffuit op de open bovenkant.
Al snel werden de eerste twee auto&#39;s gevolgd door nog andere met een beter afgewerkte
bepantsering maar grofweg met dezelfde indeling. Met deze kleine eenheid lieten de Belgen zien
waar een pantserwagen toe in staat was. Ze gebruikten ze als een soort gemotoriseerde cavalerie
voor lange- afstandsverkenningsmissies, het geven van vuursteun aan infanterieaanvallen en het
uitvoeren van sabotageacties over lange afstanden tegen Duitse aanvoerlijnen achter de linies.
Met name deze laatste missies trokken veel aandacht, want in deze fase van de oorlog rukten de
Duitsers in open formaties op door open terrein en over wegen. Het enkele machinegeweer van de
Minerva kon in die omstandigheden grote verliezen toebrengen, wat regelmatig gebeurde.
Lang duurde deze periode echter niet. In oktober 1914 hadden de loopgraven de rivier de IJzer
bereikt en daar bleef het Belgische leger tot 1918 in stelling liggen. Het gebied was te nat en te
zompig voor pantserwagens en hun inzet werd allengs minder. Tijdens de paar weken waarin ze in
actie waren geweest, hadden ze echter bewezen waartoe een pantserwagen in staat was. Het
Belgische voorbeeld werd snel gekopieerd door de Britse Royal Naval Air Service en ook de Duitsers
zetten pantserwagens op papier.
Aan het Westfront was de rol van de Belgische pantserwagens al snel uitgespeeld, maar nog een
speciale Belgische pantserwageneenheid werd opgericht ( voor de Russen)om aan het Oostfront
tegen de Duitsers te worden ingezet. Daar voldeden de Belgische wagens uitstekend tot ze in 1918
terugkeerden naar huis.
Eenmaal terug in België werden de eenheden in 1919 uitgerust met een nieuwe versie van de
Minerva met een gepantserde koepel. De oude Minerva&#39;s van 1914 bleven echter in gebruik bij de
Gendarmerie, die pas in 1933 afscheid nam van de laatste exemplaren.

                                                                                                                                                        Geen dorp zonder herberg!                                                                                                                                       7
Dàt zullen soldaten geweten hebben !
Daar is het verhaal uit Sint Denijs Westrem , waar in 1924 tankisten hun intrek moesten nemen in
een kazerneblok .Om te beletten dat die tankisten-néén geen 6° lansiers-die waren in 1923
ontbonden - (het hadden terloops onder andere ook infanteristen kunnen geweest zijn ) het
kwartier konden verlaten -zonder toestemming dus- om de cabberdoeskes in de omgeving te
bezoeken , had de plaats -commandant de Genie bevolen rond die kazerne , een omheining met
cementpalen te zetten .Om volledig zeker te zijn , dat sportieve piotten de muur toch niet zouden
beklimmen , werd deze bekroond met glasscherven .
Helaas pindakaas , tankisten staan erom bekend hunne plan te trekken , en met één
dubbelgevouwen deken kon de hindernis gemakkelijk genomen worden .Wat er mij toe brengt om
eens te onderzoeken wat een cabberdoeske nu eigenlijk is .
Om het even welk dorp met soldaten maakt daar geen uitzondering op. Nu niet, maar ook vroeger
niet. Door de eeuwen heen veranderde wel een en ander: de volksaard, de gebruiken en de vorm
van samenleven. Het &quot;herberg houden&quot; - nu spreekt men meer van &quot;café houden&quot; - veranderde ook.
Vooraleer een volledig overzicht te geven van alle herbergen, bespreken we eerst enkele variabelen:
de soorten herbergen, het aantal herbergen doorheen de tijden . Andere aspecten van de herbergen
zoals de herbergier, de cafétoog, cafémeubilair, de brouwerijen, de biersteker, de bieren, caféspelen
en de sociale functie van herbergen (cafés en de politiek, cafés en de kerk, cafés en het
verenigingsleven) en de minder fraaie kanten van het drankmisbruik of van… sluikstokerij komen in
deze studie niet aan bod.
De soorten herbergen
In de archieven duiken een aantal verschillende benamingen op, ofwel eigen aan de tijd waarin de
herberg geopend werd ofwel eigen aan de aard van de herberg. Dit vergt enige verduidelijking aan
de hand van een overzicht.

-Herberg: dat was en is de meest voorkomende benaming. Dit woord komt van het Hoog-Duits
heriberga, wat betekende legerplaats, kampplaats, beschutting voor het leger. In het Oud-Frans
heberge en later auberge, in het Nederlands herberg.

-Cabaret: dit heeft dezelfde betekenis als herberg of kroeg. Op de achttiende-eeuws Ferrariskaart ,
hebben deze nog niet in de onmiddellijke regio bestaan , maar op andere plaatsen spreekt men
steevast van &quot;Cabaret De …&quot;, en &quot;Cabaret deMadame…&quot; ..
- Van deze oude Franse benaming is het woord c(k)abberdoeske afgeleid, van cabaret douze of
cabaret douce. We vonden echter geen cabberdoeskes uit de eerste dagen , alhoewel men fluistert
, midden negentiende eeuw , over de aanhouding van een prostitué uit de herberg. De Franse
statistieken vermelden cafés zonder benaming als &quot;huizen van verdacht allooi&quot;.Hoewel van
franstalige origine , is dit HET mooiste woord in de Vlaamse taal , toch ? De term duidt een laagste

categorie herberg aan in een bepaalde inschaling van patenttarrieven in 19 eeuws Vlaanderen
;patenttarieven zijn de bedragen die men als belasting moet betalen voor een bepaald beroep te
mogen uitoefenen .In dit geval , het houden van …een herberg .En de kleinste , goedkoopste
herbergen betaalden de minste belastingen .Laten we een kat een kat noemen ; waarheen gaan
mensen met een onderbemiddeld inkomen , voor een stapje in de wereld te zetten ??
We hebben het maar “van horen zeggen” , maar…men zegt zoveel hé ;dat er ondeugendheid zou
geweest zijn ; toch zoals overal , niet ? Zonder onbeleefd de term hoerentent of bordeel te noemen ,
kan men evenzo spreken van cafés zonder uithangbord en waar “meer” borreltjes werden gedronken
.Kan men het kwalijk noemen ?Op één element na : de centen zijn rap op.
Er waren daar zeker meisjes die mannen op “hun wenken” bedienden , en God weet wat er allemaal
nog gebeurde , wist mij iemand te vertellen .”Seks zonder liefde” , vervolgde hij , “en alles wat daar
mee gepaard gaat , is toch van àlle tijden ? Zelfs Julius Caesar had elke dag een andere scone
Germaanse deerne ,in zijn bed liggen ….; alleen hoefde die zijne fiets niet achter op het koerke te
zetten , zonder gezien te worden “.
Eeen deugdelijke druppel , geplaagd door een droge lever en een beuzelpraatje met de waardin :
ach , alles in kwestie met goede smaak (en lege beurs) .Wellicht waren er ook die dachten , dat er
achter “het drupke” misschien NOG een ander leven was ? Doch bij het ontwaken uit de roes , zijn
leven zijn dagelijkse leven behoud…
Maar alléé , ze waren toch eventjes gelukkig geweest ?
Hebben we het nog niet gehad over soldaten , die daar op die plaats , uiting gaven van hun meest
poëtische en dichterlijke kunde ; zo ontstonden de woorden : schatteke , allerstrafste patatteke ,
poepedezeke , beezeke , truffelke en nog later chocomouske .Oord van verderf ? Waar de wijsheid is
IN de man , kwam die UIT de kan . Of zo-iets in die aard .

-Estaminet: in de volksmond staminé genoemd. Kenners beweren dat dit woord afkomstig is van het
Spaanse Esta Minetta, wat op de aanwezigheid van meiden wijst. Meestal bedoelt men dat de
uitbater jonge dochters (??) heeft die helpen in de zaak. Feitelijk is het woord van Waalse oorsprong:
staminet. Dat was sedert de zeventiende eeuw in gebruik en was afgeleid van het Spaanse
estamento wat samenkomst, vergadering betekende.
-Café: een café was oorspronkelijk het huis waar men koffie kon drinken. De Turken brachten in 1693
het woord kahvé, afgeleid van het Arabisch qahwa, mee. Een koffiehuis werd gewoonweg een
drankhuis. Café is een benaming die pas in de twintigste eeuw opduikt als synoniem voor herberg.
De laatste jaren werden er enkele café-restaurants geopend. Op een café-chantant moeten we nog
altijd wachten ?
-Afspanning: een herberg waar de voermannen , heel lang geleden (!)hun paarden konden stallen
om te voederen en er zelf te rusten en te overnachten. De voermannen sliepen dan op de zolder
boven de stallingen onder de blote pannen in een strooien zak ..
-Taveerne: uit het Latijn Taberna, wat tent betekent. Dat is een zeer oude benaming van Franse
oorsprong, maar die in deze regio tot vóór enkele jaren nooit voorkwam

-Kroeg: van onbekende afkomst. Het Duitse Krug betekent kruik. Krocht is dan weer een duistere
plaats, afstotend, verdacht. Een gemene herberg. Echte kroegen in deze negatieve betekenis hebben
we niet gevonden (behalve in de &quot;huizen van verdacht allooi&quot; tijdens de Franse Overheersing).
Wel organiseren karnavalordes sinds enkele jaren &quot;kroegentochten &quot;.
-Jeneverkot: als benaming van een café hebben we die naam niet aangetroffen. Wel lezen we in de
statistiek van het aantal herbergen uit 1779 , dat er naast de gewone herbergen &quot;publique
jeneverkoten waren, opengehouden zonder toelating en waar men “geprohibeerde genevre ende
annis “verkocht aan &lt; al wie het begeert, waardoor niet alleen veel jonkheden van beide geslachten
bedorven worden en ongeregeldheden bedrijven, maar ook de armen aldaar verteren wat zij tot
nooddruft van hunnen kinderen van de disch ontvangen&gt;.
-Slijterij : waar gegiste dranken worden aangeboden , maar dan wel van de fijnste soort : cognac ,
elixir , rum ; etc.
-Gasthof: de vreemdeling of gast onderdak en voeding verschaffen ligt aan de basis van deze
benaming.
De laatste decennia hebben we nu ook cafétaria&#39;s, tearooms en een kantine.
-Dit laatste woord komt van het Franse cantine, dat op zijn beurt afgeleid is van het Italiaanse
cantina wat kelder betekent.

Het aantal herbergen en het alcoholverbruik.

Op basis van het aantal herbergen kunnen we grosso modo drie perioden onderscheiden.

*De eerste periode in de Kempen loopt over eeuwen, van in het Ancien Régime tot en met de eerste
helft van de negentiende eeuw. Toen kende elk dorp in al die honderden jaren gemiddeld zo&#39;n 10 tot
20 drankgelegenheden. We vonden een statistiek van een dorp uit 1779 (Oostenrijks Bewind) van
het juiste aantal herbergen. In dat jaar waren er 12 herbergen (met een officiële tapvergunning) en 8
publieke jeneverkoten (zonder tapvergunning) voor 2800 inwoners; dus een verhouding van 1
drankgelegenheid voor 140 inwoners. Er waren doorgaans twee brouwerijen of/ en
jeneverstokerijen (met uiteindelijk hun eigen “smaken”: zacht of hardgebrande granen) .
In een andere statistiek van 1807 (Franse Overheersing) staan in totaal 19 drankgelegenheden
waarvan er vijf geen tapvergunning hadden; twee waren van &quot;verdacht allooi&quot;. Dat geeft een quasi
nog altijd zelfde verhouding van 1/148.

*Een tweede periode situeert zich in de tweede helft van de negentiende eeuw tot aan de Eerste
Wereldoorlog. In die periode - vooral in de beginjaren van de twintigste eeuw – nam het aantal
herbergen (en meteen het alcoholverbruik én het alcoholisme ) ……voortdurend toe.
Vóór 1889 kon iedereen naar believen een drankgelegenheid openen. Het volstond hiervan aangifte
te doen en de belasting te betalen. Bovendien kwam vanaf 1849 deze belasting in aanmerking als

kiescijns om stemgerechtigd te worden, zodat de taks op de drankverkoop in plaats van een rem….
een aansporing werd tot vermenigvuldigen van de herbergen.!
Een nieuwe herberg betekende een nieuwe kiezer !
De Wet van 24 november 1871, die de rechten op de drankverkoop niet meer voor de kiescijns in
aanmerking liet komen, remde de caféproliferatie enigzins af. De Wet van 11 augustus 1889 voerde
een vergunningsrecht in op de verkoop in het klein van sterke drank. Zij had echter aanvankelijk niet
veel invloed op het alcoholisme omdat zij alleen “nieuw te openen” drankgelegenheden betrof en
de verkoop van wijn en bier ongemoeid liet.
Méér afdoende waren de verhogingen van de accijnsrechten op sterke drank. In enkele jaren
verminderde het verbruik met ongeveer de helft. Maar het &quot;jeneverland&quot; Belgie werd nu het
…bierland bij uitstek. Verhoudingsgewijs lag het bierverbruik in België tweemaal hoger dan in
Duitsland en zesmaal hoger dan in Frankrijk. België telde in 1907 één herberg per 35 inwoners.

Het alcoholisme verminderde met de Eerste Wereldoorlog, maar de dronkenschap bleef de
arbeidersklasse teisteren.Met al zijn voorspelbare gevolgen .
Verspreid over het dorp lagen de cafés als muizenvallen op de klanten te wachten. Aan de
vooravond van de Eerste Wereldoorlog schatte men dat de doorsneearbeider twee maanden op de
twaalf moest werken om zijn drankgebruik te betalen.
Er lagen evenwel sociale overwegingen aan de basis om een herberg te openen. Iemand vertelde
ons dat haar moeder kort na de Eerste Wereldoorlog weduwe werd met vijf kinderen. Er zat haar
&quot;van pure armoede&quot; niets anders op dan een café te openen om te overleven.
Voor nog anderen was een herberg houden een welgekomen bijverdienste bij het doorgaans karig
loon van toen.
*De derde periode begint al tijdens de Eerste Wereldoorlog en kort daarna. Een groot aantal
herbergiers - mede door de oorlogsomstandigheden en door het K.B. van 29 augustus 1919 waarbij
minister Emile Vandervelde de verkoop van sterke drank in openbare plaatsen verbood - hield het
voor bekeken en de ene herberg na de andere sloot zijn deuren.
Het belachelijke hoge aantal drankgelegenheden daalde zienderogen. En die trend is zich sindsdien
blijven doorzetten.

                                                                                           Dat de Belgen het in 1914 moesten afleggen tegen de Duitsers, was geen verrassing.                                                             8
Het Belgische leger had geen enkele oorlogservaring. Gedurende de 19de eeuw hadden Belgische
politici weinig aandacht besteed aan het militaire apparaat.
Waarom zou men geld pompen in kazernes en legereenheden als de dominante katholieke partij die
als oorden als verderf beschouwde?
En waarom moest België zich überhaupt bewapenen? Het kleine land was immers beschermd door
zijn internationale status van een verplichte en gewapende neutraliteit. De grootmachten van 1839
(Pruisen, Rusland, Oostenrijk, Verenigd Koninkrijk en Frankrijk) stonden bovendien garant voor deze
neutraliteit.
Het Belgische defensieconcept ging er dan ook van uit dat het leger enkel moest standhouden tot de
komst van deze garanten. Die zouden de hete kastanjes uit het vuur halen, redeneerden de Belgen.
De aanpak had gewerkt tijdens de Frans-Pruisische oorlog van 1870-1871.
Wat niét wil zeggen , dat het allemaal prutsers waren .
De Lansiers bvb. wisten vanaf den beginne (augustus 1914) van de vijandelijkheden , waardig hun
oude standaard van Waterloo (1815) hoog te houden .De vinnigheid van de verkenningselementen
van de Twee Lansiers strekten al gauw tot eer.
Met , in hun verlengde , I , III , IV en V ° , waren ze allen voorbestemd tot een rol van elite-eenheid
binnen een prestige- korps.
In de rangen van deze cavalerie -eenheden waren ook …cyclisten aanwezig .Die hetzelfde tenue
droegen als de ruiters te paard . Dit waren geen “tweederangs eenheden of als minderwaardig
beschouwd .Ze werden als pluspunt aanzien voor verkenning op een geruisloos snel” voertuig” op
twee wielen . Kort door de bocht , nemen drones vandaag deze taak over .
De cavalerie had dit goed begrepen .
Wat zij toén nog niet wisten …was dat de 4 jarige stellingenoorlog aan de Ijzer , immobiliteit met
zich meebracht , en de epische rol van de cavalerie ontmoedigde tot een dieptepunt .
Zij moesten vanaf dan zich aanpassen aan het harde bedrijf van de infanterist .
Met weemoed moeten ze gedacht hebben aan de hoogtij-dagen van weleer .
Net zoals de Ulanen , beschikten zij over een identiek opmerkelijk hoofddeksel : de tschapka .
Een soort helm met tafeltje. Vandaag rolt men probleemloos 1200 euro over tafel voor een
lijnregiment Uhlanen troopers tschapka anno 1900 , met alles erop en eraan .
Of de Belgische uitvoering tschapka zoveel roem , eer en geld bijeen raapt is twijfelachtig .
Hoewel dus allemaal Pruisisch , was het hoofddeksel gebaseerd op …Poolse modellen ; waarbij de
“Poolse pet “, genaamd tschapka , werd gedragen door zowat alle Europese legers ; maar dan
hoofdzakelijk lichte lansiers van het cavalerie type.

Met een beetje aanleg voor kostuumhistoriek en /of textiel technisch onderzoek , weten we dat de
hoge “berenmuts “inmiddels not done was ; behalve in een prestigieuze stoet , zoals de Rijkswacht
dit nog steeds doet op 21 juli.
Tchapka’s waren in afmeting 20 cm hoog , 18,3 cm breedte en 22 cm diepte.Bestonden uit textiel ,
metaal , vilt en leer .Ideaal voor de normen ven de tijd .
Ook officieren droegen deze , samen met hun “dolman” ; een soort nauwsluitende wambuis met
liefst veelkleurige tressen en koordjes en ander veel bling bling .
Behalve in voor-oorlogstijd werden de insignes gecamoufleerd ; en zeker bij verkenningen .
Zo laat zich verstaan , dat bij verkenningswerk tussen de forten van Visé tot Namen , verschillende
groepen Duitse en /of Belgische verkenners elkaar zich passeerden ,….zonder herkenning .
De Duitsers wilden in mei en juni en juli 1914 wéten wat de Belgen deden ; maar ook de Belgen
wilden wel eens weten , wat die andere honderdduizenden daar aan de grens stonden te doen …
Wat ons terugbrengt naar de eerste zin : er was géén verrassing .
Wie vandaag de NCIS serie volgt kent het leidmotiv van de Amerikaanse Marines &lt;semper fi&gt; , maar
vanaf begin augustus 1914 hadden de 2° lansiers hun leidmotiv al beet : &lt; meurs mourir -comme
devant&gt; .
Tot op vandaag : they never forget your roots .

                                                                                                                                                           Het hele plaatje in cijfers                                                                                                                          9

Los van welke eenheid ook , even een update van het Belgisch leger 1914 en 2024.
Of ; de aan gang zijnde , zich afspelende “evolutie”.
Voor alle duidelijkheid NU al een indicatie : generaals uit het verleden zouden hun nagels op zijn
minst afbijten …

 Algemene mobilisatie 1914 1 augustus 1914 : 117.000 militairen on de wapens (alsnog later
aangevuld tot 234.000)
 Frankrijk telde …1 miljoen ; Duitsland 1,5 miljoen .
 Einde WO I : nog 166.000 (43.000 gesneuvelden)
 1939 : 600.000 militairen “gemobiliseerd”.
 Einde WO II : afbouw en afschaffing dienstplicht .
 2005 : 80.000 soldaten.
 2000 : 26.000 soldaten .
 2003 : 13.700 soldaten.
 2024 : met verse recrutering : opnieuw 24.500 soldaten.
 Waarvan 850 tot 1000 voorzien zijn in buitenlandse missies.
 Het is de bedoeling jaarlijks 2500 soldaten te recruteren , maar af alle functies ingevuld
geraken?

Dit is géén geschiedenis ; maar realiteit

<                                                                                        De Belgische Leopard tanks zijn in handen van…. Israël (en Duitsland) (en Wallonië ?)                                                          10

De beslissing wat er moet gebeuren met de 50 Leopard tanks die in een anonieme loods zijn
geparkeerd in Doornik zal mee worden genomen in Haifa, Israël. Daar is immers de hoofdzetel
gevestigd van Elbit, het Israëlische defensiebedrijf dat in 2003 de Belgische groep OIP opkocht.
Wanneer die beslissing valt, zal ze mee moeten worden goedgekeurd door Duitsland dat de tanks
produceerde.
Dat zal wellicht niet zo moeilijk zijn. De Israëlische miljardair Federmann is niet alleen de
hoofdaandeelhouder van Elbit hij is ook voorzitter van de Duits-Israëlische kamer van Koophandel
waarin een hele resem grote Duitse bedrijven zijn vertegenwoordigd.
De tanks kwamen opnieuw in de actualiteit in het kader van militaire leveringen door België aan
Oekraïne. Met die operatie, goed voor 92 miljoen euro , gaat , volgens sommigen , verouderd
materiaal weg .
Echter bleek dat België geen tanks meer bezit…! In 2014 werden de laatste Leopard 1-tanks, onder
toenmalig minister van Defensie Pieter De Crem (CD&amp;V), via een openbare aanbesteding verkocht.
OIP Land Systems kwam als beste bieder uit de bus. De beslissing van de Crem kaderde in de afbouw
van defensie en het bezuinigen op het budget.
OIP had eerder al richtkijkers en vuurgeleidingssystemen voor de Leopard tanks van het Belgisch
leger ontwikkeld en geïnstalleerd.

OIP was een bedrijf dat furore maakte met de ontwikkeling van militaire nachtkijkers. Maar het
bedrijf kampte met de zeer strenge exportvoorwaarden die werden opgelegd door Vlaanderen.
OIP was lange tijd verlieslatend en werd opgekocht door het Israëlische Elbit. ‘Elbit vroeg of de
Belgische regering akkoord ging met de overname. Bij een politieke toer zei iedereen ja.
Elbit is zowat het belangrijkste militaire bedrijf van Israël. De Israëliërs lopen mijlen vooruit op België
wanneer het gaat om militaire technologie. Het Israëlische bedrijf is specialist in de productie van
bewapende drones.
Elbit is wereldwijd actief in de militaire industrie , maar ontsnapt niet aan die Israëlische schaduw.
Elbit levert ‘state of the art’ materiaal. Dat gaat dus hand in hand met spionage en militaire
technologie.
Het Israëlische bedrijf dus kwam onder controle van Federmann welke voorheen diende in de
“Sayeret Matkal”, een elite eenheid van het Israëlische leger.
Sayeret Matkal moet achter de vijandelijke linies strategische informatie verzamelen en
rapporteren.

Elbit was al lang voor de overname van OIP actief in productie en verkoop van optische systemen en in een breder gamma dan OIP.

                                                                                                                                                                            Leopard tank                                                                                                                             11

De eerste productietanks rolden in september 1965 de Krauss-Maffei fabriek in München uit. De
productie liep door tot 1979.

Zo’n duizenden gevechtstanks werden in , toen , West-Duitsland gebouwd. Ze waren er in vier
basismodellen: De Leopard 1 is bewapend met de Britse L7-serie van getrokken kanonnen.
Deze kanonnen kunnen verschillende munitietypes afvuren. In totaal kunnen zestig granaten worden
meegevoerd.
Eén 7,62-mm machinegeweer is coaxiaal met het hoofdgeschut geplaatst, de tweede is op het
koepeldak bevestigd voor de luchtafweer. Aan weerszijden van de koepel bevinden zich vier
drievoudige raakgranaatwerpers. Het stabilisatiesysteem zorgt ervoor dat het kanon kan vuren               
terwijl de tank over ruw terrein rijdt.
De Leopard 1 heeft een NBC-systeem en een volledige nachtzichtuitrusting voor de commandant,
schutter en lader. Aanvankelijk was de nachtzichtapparatuur van het eerste-generatie infraroodtype,
later werd dit vervangen door verbeterde apparatuur.
Het gevechtscompartiment van de Leopard 1 heeft airconditioning. In koud weer kan het interieur in
twee minuten op een comfortabele temperatuur worden gebracht door middel van een kachel die
met motorbrandstof gestookt wordt.
De uitlaatwarmte van die installatie verwarmt de koelvloeistof van de motor. De warme lucht uit het
bemanningscompartiment kan over de accu&#39;s geleid worden voordat de motor wordt gestart.
Er zijn verschillende voorzieningen die moeten voorkomen dat uitlaatgas het
bemanningscompartiment binnendringt.
Zelfs in de meeste moderne tanks is er een provisiekast aan boord en een elektrisch oventje om te
velde , eenvoudige maaltijden klaar te maken.

Vizieren.
Er zijn veertien (!?) periscopen (acht voor de commandant, drie voor de bestuurder, twee voor de
lader en een voor de schutter).
Maar het hoofdvizier is de grote periscoop van de commandant met een telescoop met een
vergroting van “ x6 tot x20” .
De commandant gebruikt hem om het terrein in de verte te verkennen, doelen te vinden en &#39;stadia-
afstandsbepaling&#39; te doen. Daarbij wordt de afstand tot een doelwit waarvan de afmetingen bekend
zijn, bepaald op grond van de afmetingen ervan in het vizier.
Zodra de commandant een doel vindt, houd hij de optiek van het vizier erop gericht en traverseert
de koepel in dezelfde richting. Een flexibele koppeling tussen de hoek van de koepel en de vizierkop
houdt deze op het doel gericht tijdens het draaien. De gegevens van het doel van het kanon wordt

eveneens elektrisch aan het vizier van de commandant doorgegeven zodat hij in noodgevallen zelf
het 105-mm kanon kan afvuren.
Het kanon wordt gewoonlijk door de schutter gericht met behulp van een x16 stereoscopische
afstandsbepaler. Voor snel richten kan een optisch samenvallings-systeem worden gebruikt, zoals in
veel camera&#39;s wordt toegepast, maar voor maximale nauwkeurigheid bij slecht zicht geniet de
stereoscopische methode de voorkeur.
Het hoofdkanon heeft een zeer vlakke baan, maar de baan die bij de gekozen munitie past, wordt
automatisch ingevoerd zodra de exacte afstand is bepaald. Een derde afstandsbepalings- en
doelzoeksysteem is een éénogige telescoop die coaxiaal met het kanon is opgesteld en alleen door
de schutter wordt gebruikt.

Infrarood uitrusting.
&#39;s Nachts kan het panoramavizier van de commandant worden vervangen door een infraroodvizier
dat uiterst gevoelig is voor IR-golflengtes.
Met vaste tussenpozen kan de commandant eveneens zijn speciale zoeklicht aanzetten, dat infrarood
&#39;zwart licht&#39; uitzendt en een duidelijk beeld op zijn eigen IR-vizier oplevert.
Dat heeft uiteraard het grote nadeel dat elke vijandelijke tankcommandant met een IR-vizier de
Leopard als een vuurtoren kan zien….. Desgewenst kan hetzelfde zoeklicht wit, zichtbaar licht
uitzenden.
De Leopard is zelf grijsgroen geschilderd met een speciale camouflageverf die vrijwel geen IR-licht
weerkaatst. Het uitlaatgas wordt met koude lucht vermengd alvorens te worden geloosd.
Zodra de hoofdbewapening gericht is, geladen is en de juiste elevatie heeft, kan de schutter of de
commandant vuren.

De Belgische Leopard I.
In 1967 bestelde men ter vervanging van de M47 Patton 334 Leopard 1 A1 tanks (3e en 4e
productielot).
De Leopard 1(BE) is grotendeels identiek aan het Duitse voorbeeld, doch beschikt o.m. over MAG-
mitrailleurs, andere stouwkoffers en - vanaf 1974 - over een vuurleidingssysteem van SABCA/Cobelda
(Compagnie belge d’électronique et d’automation) met laser-afstandsmeter, analoge computer en
een zijwind-sensor.

Tussen 1994 en 1997 heeft men 132 Belgische tanks gemoderniseerd tot Leopard 1 A5(BE), uitgerust
met een nieuw electro-hydraulisch systeem, het MRS (muzzle reference system) en een modern
vuurleidingssysteem van SABCA/OIP met thermische kijker rechts vooraan in het torendak. Deze
heeft een bereik van 2 (identificatie) tot max. 8 km (detectie); de oude witlicht/IR-schijnwerper XSW-
30-U had een bereik van slechts 1.200 m.
Bemanning: 4.

Gewicht: 40 ton.
Afmetingen:Lengte (met kanon): 9,5 m ; Romplengte: 7,1 m ; Breedte: 3,3 m ; Hoogte: 2,6 m.
Pantser: 52-60 mm (toren) 70 mm (voorzijde romp)
Bewapening: Een 105-mm L7A3 getrokken kanon (55 - 59 schoten, dracht 2500 m); twee 7,62-mm
MG3 machinegeweren met elk 2500 patronen en 4+4 rookbuswerpers 76mm NMWA-8 .
Motor: Een MTU MB838 CaM500 10-cilinder dieselmotor van 619 kW (830 pk).
Prestaties: Maximumsnelheid op de weg: 65 km/u, achteruit: 26 km/u ; Bereik: 600 km.